Synoniemen, in de Nederlandse taal hebben we er misschien wel honderd van. Synoniemen zijn twee of meer woorden die hetzelfde betekenen zoals: stoel-zetel, auto-wagen, portemonnee – beurs. Maar wat is eigenlijk het nut van twee zo'n zelfde woorden en hoe komen we eraan?
Synoniemen ontstaan simpelweg door de tijd heen, omdat de taal verandert. Denk eens aan het woord allochtoon. Dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen, omdat het beledigend zou zijn. Daarvoor is het woord nieuwe Nederlander in de plaats gekomen. Zo ontstaan er twee woorden die precies hetzelfde betekenen. Precies hetzelfde? Nee, niet precies hetzelfde. Synoniemen ontstaan omdat er vaak een connotatie aan een van de twee woorden zit, die het andere woord niet heeft. Zo heeft het woord allochtoon een nare connotatie, maar nieuwe Nederlander niet. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor portemonnee en beurs. Beurs wordt vaak gebruik in de hogere klassen en komt wat bekakt over. Gewone mensen gebruiken vaak portemonnee. Synoniemen zijn dus vaak twee precies dezelfde woorden qua betekenis, maar hebben een andere lading. Wil je je dus onderscheiden met taal, dan moet je kiezen voor de juiste woorden.
Het tegenovergestelde van synoniem is een homoniem. Van dit woord heb je misschien nog nooit gehoord, maar je hebt er zeker wel eens mee te maken gehad. Bedenk eens bij jezelf wat het woord arm allemaal kan beteken. En bank? Juist, het heeft twee betekenissen. Een homoniem is dus één woord met meerdere betekenissen en synoniemen zijn twee woorden met één betekenis.